zondag 7 september 2008

Dekkers over de vergankelijkheid

Persoonlijk vind ik Midas Dekkers een erg prettige schrijver om te lezen. Zijn stijl is op een bepaalde manier vrij controversieel: zo is hij met 'lichamelijke beweging' een offensief gestart tegen de verheerlijking van sport. De 'kip en de pinguin' is een verzameling verassende kijkjes in de dierenwereld. In 'de vergankelijkheid' weet hij wederom een zaak van een opmerkelijke kant te belichten. Ditmaal geen neushoorns, hitlerkevers of pinguins, maar in de vergankelijkheid neemt Dekkers de veroudering van de mens tot onderwerp:
"Tegen de tijd dat de eerste grijze haar verschijnt en je erg krijgt in je aftakeling, is het ergste achter de rug. Verouderen doe je het meest wanneer je het jongst bent. Met zijn kale koppie en tandeloze bekkie lijkt een pasgeboren baby niet alleen op een oud mannetje, hij is het in zekere in ook. Hij veroudert sneller dan hij ooit nog eens zal doen. In zijn jonge lijfje wordt niet alleen koortsachtig gebouwd, er wordt ook koortsachtig afgebroken. Een baby is een soort Rotterdam, waar ze gebouwen al slopen waneer ze net zijn opgeleverd, om er nog nieuwere, ook weer snel te slopen gebouwen voor in de plaats te zetten. In een volwassen lichaam wordt er veel langzamer gesloopt en gebouwd, meer zoals in oud Amsterdam. Maar weefsels zijn niet van steen. Hun vernieuwingskracht neemt steeds meer af. Bij oude mensen is de fut eruit en sterven ze. Maar dat is niet hun schuld. Niet het oude maar het jonge lichaam heeft de vitaliteit gebruikt. In een babymaand neemt het vermogen om versleten cellen door nieuwe te vervangen sneller af dan in een heel bejaardenjaar"(pag. 23)
Dekkers weet een eloquente platvloersheid te combineren met een bijzonder grote kennis en gevoel voor illustratie. Vrij cynisch (daar moet je van houden), maar evenzo vermakelijk. En gegarandeerd wenkbrauwoptrekkend.
Dekkers, Midas (1997): De vergankelijkheid. Amsterdam: Contact

Geen opmerkingen:

Een reactie posten