dinsdag 15 juli 2008

Botbreuken op latere leeftijd en fysieke activiteit in de vrijetijd.

Vijfendertig jaar, meer dan 2.200 deelnemers en zeven pagina's onderzoeksverslag in PLoS: 'Leisure physical activity and the risk of fracture in men'.

Het gaat hier om een longitudinaal onderzoek naar de relatie tussen de mate van fysieke activiteit na het 50e levensjaar en het voorkomen van heupfracturen bij mannen in dezelfde leeftijdscategorie (>49 jaar).

Het idee is dat lichamelijke activiteit de botdichtheid vergroot en dat dit gegeven terug is te zien in het voorkomen van (heup)fracturen op latere leeftijd. Gedurende de jeugd bouwt de botmassa zich op, waarbij rond je 26e levensjaar de zgn. piekbotmassa wordt bereikt: de dichtheid van je botten is dan op z'n grootst en zal gedurende je verdere leven globaal gezien afnemen: de balans tussen opbouw en afbraak van botweefsel slaat steeds meer door in de richting van afbraak.

Doel en opzet van het onderzoek:
Aangezien het onduidelijk was wat de invloed van de intensiteit van lichamelijke activiteit in de vrije tijd op het voorkomen van fracturen is, zijn de onderzoekers in 1979 begonnen met het onderzoek door deelnemers uit te nodigen aan het onderzoek mee te doen. Hierbij richtten zij zich op mannen tussen 49 en 51 jaar oud in Uppsala (Zweden). Er deden 2.203 mannen mee bij aanvang van het onderzoek. Gedurende het onderzoek werden op verschillende punten (50, 60, 70, 77 en 82 jaar) een aantal zaken onderzocht zoals mate van fysieke activiteit, fysieke capaciteit, het voorkomen van fracturen, wel of niet getrouwd, gescheiden, wel of geen roker etc. (klik hier voor de gegevens aan het begin van het onderzoek) De mate van fysieke activiteit in de vrije tijd werd ingedeeld in drie categoriƫn: laag, middelmatig en hoog. Tijdens de analyse van de gegevens is er rekening gehouden met uiteenlopende zaken, zoals alcohol misbruik, kanker, wel of niet roken, burgerlijke staat, gebruik van pijnmedicatie etc.

Resultaten:
Aan het einde van de 35 jaar durende onderzoeksperiode was meer dan de helft van de 2.205 deelnemers overleden: 1329 hadden 'de eindstreep' niet gehaald. Tijdens het onderzoek liep 22% van de deelnemende mannen (482) een fractuur op. Zes procent (134) liep een heupfractuur op. In volgende grafiek is weergegeven hoe gedurende de onderzoeksperiode het aantal fracturen en heupfracturen is verlopen:

Klik op de afbeelding voor de grote versie)

Uit het onderzoek bleek dat binnen de groep 'sedentaire' mannen de deelnemers de grootste kans (20,5%) op een heupfractuur hadden, gevolgd door de 'medium' groep (13,3%) en als laatste de groep vrijetijdszweters waarvan 8,4% een heupfractuur had opgelopen:

Klik op de afbeelding voor de grote versie)

Kijkend naar de alle fracturen bij elkaar blijkt dat 43,6% van de mannen uit de 'lage activiteitsklasse' een fractuur had opgelopen, in de mediumgroep was dit 33,3% en in de hoge activiteits groep 30,2%.

Klik op de afbeelding voor de grote versie)

De gegevens zijn zoals gezegd aangepast voor bepaalde zaken, waardoor de onderzoekers een tweetal modellen konden maken: Een waarbij de verandering in fysieke activiteit in de vrijetijd is doorberekend en een waarbij verschillende zaken als fysieke activiteit op het werk, roken, diabetes etc.

Klik op de afbeelding voor de grote versie)

Uit de gegevens blijkt dat met name het voorkomen van heupfracturen frequenter wordt bij het afnemen van de mate van activiteit in de vrijetijd, voor fracturen in het algemeen was dit effect minder, maar nog steeds aanwezig. De onderzoekers stellen dat ongeveer een derde van de heupfracturen door een hoge mate van fysieke activiteit voorkomen had kunnen worden.

Bron:
Michaƫlsson K, Olofsson H, Jensevik K, Larsson S, Mallmin H, et al. (2007) Leisure Physical Activity and the Risk of Fracture in Men. PLoS Med 4(6): e199
PLoS Medicine - www.plosmedicine.org

Geen opmerkingen:

Een reactie posten